April werd een drukke maand.
De tekenen van het voorjaar werden overal zichtbaar.
Trekvogels kwamen terug, er werden jonge dieren geboren.
Bomen en struiken werden steeds groener, er kwamen steeds meer bloemen.
De tapuit is één van de vogels die voor mij bij het voorjaar hoort.
Ik begin echter eind maart.
Vorig jaar was ik verwend met een nest jonge vosjes.
Het leek mij een goed idee eens te gaan kijken bij de burcht waar zich alles afspeelde.
Het was er stil, geen andere belangstellenden.
Na een tijdje wachten zag ik de kop van een vos voorzichtig tevoorschijn komen.
Na een poosje behoedzaam de omgeving verkend te hebben kwam ze langzaam maar zeker naar buiten.
Het was duidelijk te zien dat het een moervos was die een nest welpen had.
Ze liep even rond en verdween in een andere ingang van haar burcht.
Geen welpen die dag, blijkbaar nog te jong.
Een paar dagen later ben ik er weer heen gegaan.
Er was geen enkele activiteit.
Later hoorde ik dat ze met haar welpen verhuisd was naar een ander hol in de buurt.
Daarover later meer.
Door de duinen wandelend zag ik op een vroege aprilmorgen enkele krooneenden (Netta rufina),
verrassend dichtbij en bovendien niet schuw.
Dat was een buitenkans.
Op droge delen van ondergelopen gebieden in de duinen waren kleine pleviertjes (Charadrius dubius) te zien.
Voor mijn gevoel zijn er dit jaar meer dan andere jaren.
Ze vinden er blijkbaar een aantrekkelijke biotoop.
Kieviten voelden zich er net als andere jaren nog steeds thuis.
Daarvoor hoef ik geen weidegebieden op te zoeken.
Zoals gezegd kostte het weinig moeite om kleine plevieren te vinden.
Boerenzwaluwen (Hirundo rustica) keerden in april weer terug.
Op een dag zag ik bij een kanaal de vogels in een groep van 15-20 stuks over het water scheren en soms even rusten in de ernaast staande bomen.
Ook op een andere plaats in de buurt van water zag ik het zelfde tafereel.
Na enkele dagen waren ze daar verdwenen en zag ik de zwaluwen slechts af en toe, maar niet meer in groepen.
Torenvalkjes (Falco tinnunculus) zorgden ervoor dat ik niet te dichtbij kwam.
Ze vlogen veel te vroeg weg naar mijn zin.
Het is lente, er moet genesteld worden.
Een boomklever (Sitta europaea) had een geschikte plek gevonden in een boom,
waarin wat hoger het nest van een grote bonte specht was.
Als je het geduld hebt om daar een tijdje te posten kan je het geluk hebben dat je daar enkele mooie beelden kunt maken.
En nu maar hopen dat er een moment komt dat te zien is dat de jongen gevoerd worden.
Zo ver was het in april nog niet.
Omdat je natuurlijk afstand moet bewaren liep ik wel tegen de beperkingen van mijn 100-400 mm lens aan.
Het mag de pret niet drukken.
Terug naar de ondergelopen gebieden.
Tot mijn verrassing was er een bonte strandloper (Calidris alpina) die niet erg schuw was.
Kleine plevieren waren ook weer van de partij.
Tot mijn verbazing zag ik dat ze behoorlijk onverdraagzaam waren en de veel grotere bonte strandloper wegjoegen.
Er waren nu ook bergeenden, Canadese ganzen, dodaarsjes en tureluurs op dit ondergelopen gebied afgekomen.
Een nieuwe soort was deze Engelse kwikstaart (Motacilla flavissima) voor mij.
Het vogeltje was al een flink stuk in mijn richting gelopen maar vloog helaas toch te vroeg door onbekende oorzaak weg.
Omdat ze mij zulke mooie kansen gaven nog een tweetal platen van de kleine plevier.
In een gebiedje waar ik nachtegalen hoorde zingen en een paar keer zag vliegen zat deze fitis (Phylloscopus trochilus) op een mooie plek.
Geen kneutjes en slechts een enkele roodborsttapuit te zien.
Waar zijn ze gebleven?
Zo kom ik bij mijn vogel van de maand, de tapuit (Oenanthe oenanthe).
In het gebied waar ik ze jaarlijks zoek én vind, bleef het tot nu toe beperkt tot slechts één vogel.
Waarom het er dit jaar tot nu toe zo weinig zijn is voor mij een raadsel, maar zorglijk vind ik het wel.
Toen ik een aardig plekje had gevonden, deels verscholen achter de rand van een duintje,
vloog de vogel plotseling mijn kant op, tot op ca. 3 m afstand.
Hoe mooi wil je het hebben?
Ok, een mannetje op dezelfde afstand zou ik ook wel op prijs stellen, maar er moet wat te wensen overblijven.
Ook het vrouwtje maakte het nog mooier.
Er was nog een tak over, weer iets dichterbij, en die koos ze uit,
waardoor er verder niets anders in beeld kwam.
Zo kan je alleen maar tevreden zijn.
Tja, april en mei zijn de maanden van de jonge vosjes.
Tegelijkertijd betekent het dat de gekte weer toeslaat en dat mensen van heinde en verre eropaf komen.
Ik heb geluk gehad, ik werd op een nieuw nest gewezen.
Op doordeweekse dagen viel het meestal nog mee met de drukte,
te meer omdat de meeste mensen zich correct gedroegen.
Het duurde voor de anderen te lang, zij gingen stuk voor stuk verder totdat ik helemaal alleen was.
Het duurde geen 5 minuten voordat de kleine vosjes zich lieten zien.
Het werd een topdag.
Ik moet de meeste beelden nog uitzoeken, net als van futen, boomklevers, grote bonte spechten,
meikevers, uitsluipers en zandhagedissen.
Het zijn drukke tijden, waarbij er ook privé nog het een en ander gebeurde dat aandacht en tijd vroeg.
Je kan het slechter treffen!