Augustus was dit jaar voor mij de maand van de boomkikkers.
Tijgerspinnen heb ik niet zo veel gezien, wel regelmatig libellen.
Vlinders helaas nog steeds in kleine aantallen.
Maar verrassingen heeft de natuur ook deze maand weer voor mij gehad.
Kijk bijvoorbeeld maar eens naar dit piepkleine boomkikkertje.
Nauwelijks meer dan 1 cm groot, niet op een boomtak, maar op een rietstengel!
Ze houden wel van variatie zoals zal blijken.
voelde ik dat ik niet alleen was.
Er stond een vos achter me!
Nieuwsgierig ging ze even snuffelen aan mijn rugtas, waarna ze zich uitgebreid ging zitten krabben.
Ze had blijkbaar jeuk aan haar achterwerk,
want ze ging net als een hond een stukje met haar achterwerk over de grond schuren.
Toen er een vogel opvloog keek ze omhoog.
Bij een boomkikker dacht ik, voordat ik ze gevonden had, altijd dat ik ze op takken van bomen of struiken moest zoeken.
Namen kunnen je op een verkeerd spoor zetten, denk maar eens aan libellensoorten als glazenmaker en paardenbijter.
Inmiddels weet ik dat hun terrein veel gevarieerder kan zijn.
Ik heb iets vergelijkbaars wel eens in de tropen gezien maar voor Nederland was dit voor mij uniek.
Ze zocht een weg tussen de varens en was zo nu en dan goed zichtbaar.
Met mondjesmaat was er ook nog een aantal vlinders te vinden,
de ene soort wat talrijker dan de andere.
Achtereenvolgens:
een argusvlinder, een keizersmantel, een atalanta en een kleine vuurvlinder.
Een julikever, in augustus!
Daar reken je al helemaal niet op,
zeker omdat ik er ooit slechts één keer een gezien had.
Ik kreeg uitgebreid de kans om er een paar plaatjes van te maken.
Ze bleef onbeweeglijk zitten.
Hoe kan het ook anders, ze was dood.
Logisch, want het was tenslotte al augustus.
Desondanks was ik blij dat ik er weer eens een gezien had.
Als het warm is en je begint te zweten dan komen er direct gewone goudoogdazen op je af.
Je wordt gegarandeerd gestoken als je niet oplet.
Na een halfuurtje is de jeuk bij mij voorbij, er blijft ook geen hinderlijke bult achter.
De piepkleine jonge kikkertjes klimmen regelmatig langs stengels van pitrus naar een geschikte plek om te zonnen.
Ik probeer in ieder geval te variëren, zoals met dit nieuwsgierige kleintje.
Zo zie ik ze meestal, op een varenblad, zich opwarmend in de zon.
Als je 's morgens te vroeg komt dan zijn ze nog niet actief.
Als de zon flink schijnt heb je ook al niet veel kans.
Ze zijn dan opgewarmd en moeten dan weer oppassen voor oververhitting.
Alle koudbloedige dieren vertonen ditzelfde gedrag.
Ik zei het al, libellen waren er nog genoeg te zien.
Hier zijn het achtereenvolgens:
een bruinrode heidelibel, een vuurlibel en een gewone pantserjuffer.
Behalve de genoemde soorten waren er nog wel enkele andere soorten,
maar deze waren in de meerderheid.
De draden van een spinnenweb zijn soms nauwelijks te zien.
Op een dag had ik alleen mijn macrolens mee.
Als je dan een foto maakt zie je pas goed hoe klein ze zijn.
Bovendien mooi warm licht.
Het is duidelijk dat boomkikkers zich op heel verschillende soorten vegetatie thuis voelen.
Ooit zag ik ze ook in duindoorns.
Ieder jaar vind ik het weer een sport om ze te vinden.
De kleintjes zijn het makkelijkst omdat die beweeglijker zijn.
Ik heb dit jaar slechts één volwassen boomkikker gevonden.
Het totale aantal was weer wat groter dan vorig jaar.
Hopelijk zet dit door.