zondag 14 april 2024

AWD - Maart deel 2

Het is geen nieuws dat het in de afgelopen maanden veel geregend heeft. 
Nieuw is wel dat het landschap in sommige delen van de Amsterdamse Waterleidingduinen ingrijpend veranderd is. 
Het lijkt er in ieder geval op dat er hier geen tekorten aan water zullen ontstaan. 
Ik kom er later in deze post nog op terug.

Een paartje brilduikers (Bucephala clangula) was op een vroege, rustige morgen druk bezig met voedsel opduiken, maar had bovendien oog voor elkaar.

Hier lijkt het alsof het mannetje wat verlegen naar het vrouwtje toe zwemt.

Een dergelijk beeld wilde ik graag maken. 
Een brilduiker die gaat duiken waarbij de punt van de snavel net het wateroppervlak raakt. 
Het is mij bijna gelukt.

Het mannetje pakte het wat anders aan.

Zo'n uitnodigend gebaar moet voor het mannetje onweerstaanbaar zijn, zou je zeggen.

Maar wat doet hij? 
Duiken!

Het is toch nog goed gekomen. 
In het nagenoeg vlakke water zwom zij naar hem toe.

En hij zwom naar haar toe.

Onder de lenteachtige omstandigheden kon baltsgedrag natuurlijk niet uitblijven.
 Toen er een tweede paartje in de buurt kwam moest duidelijk gemaakt worden
dat dit vrouwtje niet meer beschikbaar was. 
Het andere stel moest hun plaats wel weten: zij werden weggejaagd.

Samen sta je sterk(er).

Dit was al een schitterend begin van de dag. 
Er was ook nog een kuifeend (Aythya fuligula) in de buurt. 
Geen concurrent voor het stel, dus zijn aanwezigheid werd getolereerd.

Alleen onder aantrekkelijke omstandigheden maak ik foto's van dit eendje. 

De kleur van het water wordt bepaald door de plaats waar de vogel zwemt,
dichtbij het riet zoals hier, of meer op het open water.

Duiken kunnen ze als de beste. 
Met deze plaat was ik heel tevreden.

Hij was deze keer alleen. 
Meestal zie je ze in groepen, vaak in het gezelschap van andere soorten zoals tafeleenden. 



En dan de ingrijpende verandering in het zuidwestelijke deel van de AWD.

Het is moeilijk voor te stellen dat hier in de zomer geen water te zien is. 
Door de vele regen is ook hier een duinmeer ontstaan.

Iemand die hier regelmatig komt weet dat er aan de rechterkant onder normale omstandigheden 
alleen een smalle sloot te zien is, de rest is groen. 
Zo'n indrukwekkende waterplas zorgt voor een absolute metamorfose. 
In de vergroting is te zien dat er in het midden van het gebied een bank is. 
Deze is nu alleen te bereiken door voorzichtig over het ondergelopen pad met laarzen aan te lopen. 
Met hoge wandelschoenen krijg je natte voeten.
Omdat je in de AWD van de paden af mag gaan is het aantrekkelijk 
om een alternatieve route om deze watermassa heen te zoeken.

Het is een onverwacht paradijs voor water- en weidevogels geworden.
Zelf heb ik er grauwe ganzen, Canadese ganzen, kieviten, meerkoeten, kuifeenden, 
kleine plevieren en zelfs zomertalingen gezien.
Van een vogelaar hoorde ik dat zij er al groenpootruiters, bosruiters en zwarte ruiters had gezien.

Een bos dat wat verderop ligt is veranderd in een soort mangrovebos, alleen zonder getijdenwerking. 
Het oogt mystiek en wat dreigend. 
Het is nauwelijks voor te stellen dat hier in de zomer geen water te zien is.

In de herfst is het hier droog. 
Ik ken het als het gebied waar tijdens de bronst van de damherten flink geknokt wordt om de hindes. 
Er moet dus nog wel wat veranderen in de komende maanden.

Door al dat water wordt het gebied er in mijn ogen ook aantrekkelijker door.
 Voor de natuur zal het bovendien een zegen zijn, want allerlei planten die het onder droge omstandigheden moeilijk hebben krijgen nu veel meer kans om te groeien en wellicht te bloeien.

Ook hier heb ik een spectaculair gevecht tussen twee damherten gezien op een volkomen droog terrein.

Nog een laatste plaat van een onherkenbaar stuk duinen. 
Voor wie het gebied niet kent is het minder spectaculair. 
Het Nationaal Park Zuid-Kennemerland heeft de media gehaald 
omdat daar vergelijkbare veranderingen in het landschap zijn. 

Terug naar de vogels. 
Grote zilverreigers (Ardea alba) doen het goed in de duinen, zeker nu er nog meer waterrijk gebied is ontstaan.

De dodaars (Tachybaptus ruficollis) doet het goed in de vele kanaaltjes en kanalen in de AWD. 
Deze kleine futensoort is nu in zomerkleed en druk bezig met paarvorming.

Voilà, voor mij de grootste verrassing van de maand maart.
Ik had nog nooit een fazant (Phasianus colchicusin de AWD gezien.
Lang geleden (in de vorige eeuw) had ik er wel eens één gehoord, 
maar daar is het bij gebleven.

Eerst hoorde ik tot mijn verbazing zijn kenmerkende geluid.
Later verraste ik hem, waarbij hij zich achter en tussen struiken kon verschuilen,
maar niet veel later liep hij op het open veld.

Hij verplaatste zich snel maar bood mij toch genoeg kans voor het maken van platen.

Toen hij een stuk bos bereikt had was het even zoeken waar hij zich verstopt had.
Hij zat rustig op een boomstam waar ik tussen de bomen door mijn laatste plaatje van hem maakte.

Ook al heb ik er in het verleden mooiere platen van gemaakt, het was nu een bijzondere ervaring.
Dit soort vogels zet ik graag op de plaat.

maandag 1 april 2024

AWD Februari en Maart deel 1

 

In afwachting van de zomergasten en het losbarsten van de lente blijf je natuurlijk niet binnen zitten wachten, 
maar ga je op mooie dagen op stap in de hoop op mooie waarnemingen. 
De wateroverlast was in het zuidwestelijke deel van de AWD spectaculair. 
Het was net of je in een volkomen nieuw natuurgebied terechtkwam. 
Mijn ervaringen heb ik in twee delen verwerkt.

Torenvalkjes (Falco tinnunculus) zie je meestal wel ergens jagen, soms op redelijke afstand.

Blauwe reigers laat ik wel vaker zien, ook al omdat ik ze vaak tegenkom.
Ik vond het vliegbeeld mooi genoeg om hier te laten zien.

Enkele voor mij onbekende bezoekers van de AWD hadden een soort observatieplaats gebouwd.
Hier kon je van korte afstand pimpelmezen, koolmezen, vinken, een roodborstje en grote bonte spechten zien.
Het pimpelmeesje (Cyanistes caeruleuskomt als eerste aan de beurt.

Een zwammetje zorgde voor de broodnodige variatie:
een echt judasoor (Auricularia-auricula-judae).

Aalscholvers (Phalacrocorax carbo) voelen zich in het waterrijke gebied thuis.
Ze blijven schuw.

Ze hebben altijd wat startproblemen, maar dat levert voor de kijkers steeds mooie beelden op.
De scherpte kan natuurlijk nog wel wat beter.

Damherten, onmogelijk om ze niet tegen te komen in het duingebied.
Ze komen hier soms aan bod als ik denk dat ze een leuk plaatje opleveren.

Niet vanuit een schuilhut, maar vanaf een zitplaats met een door struiners van takken gemaakte wand erachter.

Grote bonte spechten (Dendrocopos major) voelden zich daar goed thuis.
Ik vermoed wel dat er in de wintermaanden gevoerd wordt.

Buizerds (Buteo buteo) cirkelden, meestal op grote hoogte, boven het gebied.
Slechts af en toe kwamen ze op een redelijke afstand.

Natuurlijk wil je ze wel van wat dichterbij zien, maar het is hoe dan ook een mooi gezicht als ze zich, 
gebruik makend van de thermiek, snel over grote afstanden verplaatsen.

Torenvalkjes kwamen nog wel eens wat dichterbij, maar ook zij hielden helaas wat te veel afstand.
Natuurlijk kan ik gaan croppen als een malle, maar dat wil ik niet.

Tot en met maart mag er nog op damherten gejaagd worden, 
om het veel te grote aantal terug te brengen.
Soms merk je daar wat van.

In een afgelegen gebied was het een drukte van belang: 
tientallen kraaien vlogen rond terwijl anderen in de boompjes zaten.
Dat trok natuurlijk mijn aandacht.
En jawel: daar de lag de binnenkant van een damhert.

Ik had al eerder wat geknal gehoord en ik was bovendien een pick-up met twee geschoten damherten erin tegengekomen.
Je weet dan dat de herten ontweid moeten zijn, maar je vindt er zelden de overblijfselen van.
De kraaien, en wellicht vossen, zorgen er dan voor dat alles zorgvuldig wordt opgeruimd.
Ik vond overigens de resten van twee herten, een meter of 10-15 van elkaar verwijderd.

Kleine vogeltjes waren er ook wel te zien, vaak onrustig en daardoor wat op afstand.
Deze roodborsttapuit (Saxicola rubicola) zorgde voor een mooi sfeerbeeld.

Hier mocht ik al wat dichterbij komen, waarschijnlijk om mij weg te lokken bij het nest in aanbouw.
Er waren wel meer kleine vogeltjes, zoals grote barmsijzen, rietgorzen en witte kwikstaarten, 
die in groepjes op zoek waren naar voedsel.
De platen die ik ervan kon maken waren voornamelijk bewijsplaatjes.

Tot slot nog drie bezoekers van de "observatiehut", waar de vogeltjes soms tot op minder dan een meter afstand kwamen.

Koolmees (Parus major)

Roodborst (Erithacus rubecola)

Pimpelmees (Cyanistes caeruleus)

In deel 2 nog wat beelden van wintergasten, maar ook van de enorme invloed van de regenval op het duingebied.
De verrassing van maart was :


zondag 17 maart 2024

Winter 23-24

In de maanden november tot en met februari ben ik drie keer naar de Zuidpier van IJmuiden geweest. 
Er wordt daar altijd veel waargenomen, maar vaak heb je een telescoopkijker nodig.
Als het een beetje meezit komen er ook aantrekkelijke soorten dichtbij de pier en op het strand. 
Mijn mooiste waarnemingen heb ik in deze editie opgenomen, 
om te beginnen met een gewone zeehond die ik eind februari op het strand zag liggen.

NOVEMBER

Als je vanaf de parkeerplaats naar het strand loopt kom je bij een strandopgang dit beeld van Cornelis Vreeswijk tegen.
Hij was een in IJmuiden geboren liedjeszanger die voornamelijk in Zweden woonde en populair was. 
Ook in Nederland is hij lang geleden met enkele Nederlandstalige nummers bekend geworden.

Tot de vaste bewoners van de Zuidpier behoort de paarse strandloper (calidris maritima),
 die mij meestal wel uitdaagt om er een mooie plaat van te maken.

Meestal werken ze goed mee, ze zijn aan vissers en wandelaars gewend.

Een andere stamgast is de oeverpieper (Anthus petrosus), 
een wat onrustig vogeltje dat veel langs de pier vliegt.

Ik vind de combinatie van de oeverpieper en zijn schaduw wel origineel.

Een roodkeelduiker (Gavia stellata) wordt vaak waargenomen in de wintermaanden, 
maar je moet wat geluk hebben dat hij dichtbij de pier komt. 
Voor deze plaat heb ik wel wat moeten croppen.

Bij wijze van uitzondering zwom de grote zee-eend (Melanitta fusca) een tijdje dichtbij de pier. 
Het was voor het eerst dat ik deze vogel zag.

Iedere winter hoop ik weer sneeuwgorzen (Plectrophenax nivaliste zien. 
Een groepje zocht naar voedsel op het strand, dichtbij de duinen. 
Een meevaller was dat ik een paartje op één plaat kon krijgen.

Hier nog een keer het mannetje in zijn winterkleed.

JANUARI

In januari had het gevroren waarvan zelfs nog sporen waren te zien op het strand.
Vanaf de pier zag je dit patroon, wat ik mooi genoeg vind om hier te laten zien.

Maar ook van dichterbij sprak het mij wel aan.

Bij de Zuidpier worden vaak kuifaalscholvers (Phalacrocorax aristotelis) gezien.
Hier laat deze vogel zien dat het een goede visser is, zij het met een bescheiden vangst.

Scholeksters (Haematopus ostralegus) zijn langs de pier altijd op zoek naar wat eetbaars.
Ze zijn erg waakzaam en vliegen vaak snel weg als je te dichtbij komt naar hun zin.

Drieteenstrandlopers (Calidris alba) kan je op het strand of op de pier niet missen, ze zijn er vrijwel altijd.

Ook al komen ze vaak behoorlijk dichtbij, je moet snel afdrukken 
want ze kunnen in een oogwenk weer verdwenen zijn.

Een enkele keer maak ik een foto van een grote mantelmeeuw (Larus marinus), 
vooral als het niet erg druk is met andere soorten.
Deze jonge vogel bleef rustig zitten.


FEBRUARI

Je kunt er bijna niet omheen: steenlopers (Arenaria interpres) zijn er altijd.
Als er plassen op de pier liggen krijg je de kans om er eens wat andersoortige platen van te maken dan gebruikelijk.

De groenige tint heeft te maken met de weerkaatsing van de vuurtoren die op de punt van de pier staat.
Er ontstond zo een mooi contrast met de steenloper.

Als er niet veel activiteit op het water is of als er geen bijzondere soorten dichtbij zwemmen 
kan je je aandacht zoals gezegd ook eens op meeuwen richten.
Vandaar deze rustende zilvermeeuw (Larus argentatus).

En als je dan toch bezig bent is het altijd een goede oefening om te proberen vliegende meeuwen scherp te portretteren.

Het kan je dan zelfs overkomen dat je - in mijn ogen - een voltreffer hebt.

De dag was begonnen met deze gewone zeehond (Phoca vitulina), 
die op het strand gekropen was om daar een tijdje te rusten.

Ik had hem al van grote afstand gezien.
Gelukkig bleef hij liggen.
Er waren nauwelijks andere belangstellenden om het dier te bewonderen.

Het was vloed, het water kwam steeds dichterbij, maar daar trok de zeehond zich niets van aan.
Hij keek eens naar mij, maar bleef rustig liggen.

Een wandelaar met hond vraagt natuurlijk om waakzaamheid. 
De hond was aangelijnd en blafte niet.
De zeehond reageerde er nauwelijks op, maar hield man en hond wel in de gaten.

Het water kwam steeds dichterbij, het leek of de zeehond het wel lekker vond.

Zo nu en dan het achterlijf wat omhoog, maar verder een en al ontspanning.

Gapen deed hij/zij ook, maar net de verkeerde kant op.
Jammer, want je wil natuurlijk wel zo veel mogelijk variatie in de plaatjes.

Nog een laatste plaat tot besluit.
Ik ging verder naar het eind van de pier in de hoop wat moois te zien.
Toen ik later weer terug wandelde lag de zeehond niet meer op het strand.

Het winterseizoen zit er hier voor mij op.
Een volgend bezoek aan de Zuidpier zal ik pas weer in het najaar brengen.