vrijdag 29 november 2013

Witte kluifzwam

Kluifzwammen komen in Noord-Amerika en Europa voor.
Naast de witte kluifzwam (Helvella crispa) komt ook de zwarte kluifzwam (Helvella lacunosa) voor.
Beide soorten staan op de rode lijst.

Op 20 november zag ik de witte kluifzwam voor het eerst.
Ik had toen geen macrolens bij mij en heb toen maar met mijn 120-400 mm objectief een foto gemaakt:
Dat moest beter kunnen.
Toen het een dag later een zonnige middag beloofde te worden ben ik weer teruggegaan.

 
Ik was wat te vroeg, want de zwammen stonden nog grotendeels in de schaduw.
Alleen op de kleinste viel wat zonlicht.

Wat is kenmerkend voor kluifzwammen?

Het vruchtlichaam kan 5-15 cm worden. De hoed is wat golvend en zadelvormig en wordt 3-6 cm groot.

De zwammen zijn giftig, maar worden vreemd genoeg in bepaalde delen van Europa gegeten. Ze moeten dan wel eerst gedroogd of enkele keren gekookt worden.
Zij zijn verwant aan morieljes.

Door de geplooide, gegroefde steel en hoed lijken ze wat op hondenkluifjes.

De zwammen groeien op humusrijk zand, klei en leem in bossen en bosranden. In de zomer en herfst heb je een kans om ze daar te zien.







Tja, wat doe je als de zwammen nog niet volledig in het zonnetje gezet worden?
Blijven wachten, of een rondje lopen in de hoop nog wat meer te zien?
Ik koos voor het laatste. Het leverde weliswaar geen bijzondere momenten op, 
maar het zonlicht viel bij terugkomst al wat mooier op de grootste van de drie zwammen: 

In ieder geval de "neus" werd al verlicht.

Een uurtje later, na nog een rondje wandelen, kreeg ik toch wat ik wilde.
Het zonlicht viel mooi op en door de grootste van de drie zwammen.
Dit vind ik veel mooier dan ik eerder had gezien.
Het wachten loonde dus wel.
Ik kan er niets aan doen, maar de hoed van de grootste zwam doet mij denken aan de kop van Goofy.
Dit is de middelste van de drie.
Dit is nummer drie, waar het zonlicht ook mooi op viel.

Soms wil je ook wel eens experimenteren.
Ik vond het tijd voor een andere invalshoek.
Je ziet niet vaak dat een zwam of paddenstoel van bovenaf wordt gefotografeerd.
Natuurlijk krijg je er zo een heel  andere kijk op, zoals hier op de middelste.
En hier op de grootste.
De derde mag dan niet achterblijven.
Ik ben wel benieuwd wat jullie van de laatste drie foto's vinden.
Met deze afbeelding besluit ik deze fotoserie van een niet alledaagse zwam.
En de volgende keer?

Onder andere:































maandag 25 november 2013

Okapi, gerenoek en giraffen

Giraffen kent iedereen.
Giraffen zijn populair bij kinderen. Denk maar aan Dip en Dap, die een eigen huis hebben in Safaripark de Beekse Bergen, maar die vooral bekend zijn van hun dvd's.
Giraffen,  ze zijn er in meer soorten dan de meeste mensen weten.
Ik wil enkele soorten laten zien die ik ooit in Afrika gezien heb. 
De kwaliteit van sommige foto's is soms wat minder omdat ik toen gebruik gemaakt heb van een compactcamera.




Ik wil beginnen met de netgiraffe (Giraffa camelopardalis reticulata).
 
Deze soort is het meest bekend. In dierentuinen is dit dan ook de meest voorkomende soort.

Het vlekkenpatroon - dat overigens dient als camouflage -  is voor ieder dier uniek, zoals de vingerafdruk voor mensen.

Netgiraffen kunnen 4.80 meter (vrouwtjes) tot 5.50 meter (mannetjes) hoog worden.

De lange nek bestaat uit slechts 7 fors geschapen nekwervels.





Drinken kost altijd wat moeite. Ze zijn op dat moment dan ook erg kwetsbaar.
De Rothschild giraffe (Giraffa camelopardalis rothschildi) is zeer zeldzaam.
Deze ondersoort komt slechts in enkele reservaten voor, zoals in Lake Nakuru National Park in Kenia, 
waar wij ze hebben gezien. Er komen nog maar een paar honderd dieren in het wild voor.
Ze kunnen tot 6 meter hoog worden.
Onder andere door het ontbreken van een vlekkenpatroon op de onderbenen zijn ze van andere soorten te onderscheiden. Het lijkt of ze witte sokken dragen.







En dan is er de masaigiraffe (Giraffa camelopardalis tippelskirchi) , een van de grootste ondersoorten, die we in het Serengeti NP in Tanzania gezien hebben.

De masaigiraffe heeft gekartelde vlekken op zijn lichaam. Ze hebben ook een plukje haar aan hun staart.




















Volwassen mannetjes worden ca. 6 meter hoog, hoewel er voorbeelden van giraffes zijn die 6½ meter haalden. Vrouwtjes blijven hierbij wat achter: ze worden 5-5½ meter hoog.









De Thornicroft giraffe (Giraffa camelopardalis thornicrofti) komt voor in het Luangwa National Park in Zambia.
Er schijnen nog hooguit 1500 exemplaren in het wild voor te komen.
Deze giraffe is een ondersoort die nergens in gevangenschap voorkomt.
Via DNA onderzoek is vastgesteld dat het hier inderdaad om een aparte ondersoort gaat.
De ster- of bladvormige vlekken zijn ook op hun onderbenen te zien.

Tot zo ver de giraffen.
 Ik laat nu nog twee dieren zien die een bepaalde link met giraffen hebben.
Allereerst de gerenoek.
De gerenoek of girafgazelle (Litocranius walleri) is ondanks zijn lange nek geen familie van giraffen.
De gerenoek hoort bij de gazellen.
Alleen de mannetjes hebben horens.
We hebben gerenoeks gezien in Samburu National Park in Kenia.






Ze gaan op hun achterpoten staan om zoveel mogelijk blaadjes van struiken en bomen, vooral acacia's, te kunnen eten.

Een gerenoek hoeft niet te drinken, omdat hij genoeg vocht uit de blaadjes haalt.












Tenslotte is er dan de okapi.
De okapi (Okapi johnstoni) is een naaste verwant van de giraffen.
De dieren leven nog in het wild in de regenwouden in het oosten van de Democratische Republiek Congo.



Wij hebben ze gezien in Nederland, en wel in Safaripark de Beekse Bergen in Hilvarenbeek (waar de foto's gemaakt zijn) en in Diergaarde Blijdorp in Rotterdam.

Qua lichaamsbouw hebben ze de lange tong, de horentjes en de oren gemeenschappelijk met giraffen.
Okapi's zijn echter kleiner en hebben een kortere, dikke nek. 

De karakteristieke witte strepen aan de achterzijde zijn voor ieder dier uniek.

De lange tong is niet alleen handig bij het pakken van bladeren. Een okapi kan er ook zijn eigen oren mee schoon likken :)





Opmerkelijk is dat vrouwtjes iets groter worden dan mannetjes.
Men heeft lang gedacht dat ze uitgestorven waren.
In 2006, 50 jaar na de laatste waarneming, werden ze weer in het wild gespot.

Na dit uitstapje naar Afrika is de volgende keer het een stuk frissere Nederland weer aan de beurt.


donderdag 21 november 2013

Wintergasten

De winter staat voor de deur, al zou je dat niet iedere dag denken als het weer eens flink regent.
Iedere winter hoop ik weer op wintergasten, niet alleen om te zien maar ook om te proberen mooiere foto's te maken dan ik tot nu toe gedaan heb.
Ik laat een aantal wintergasten zien waarvan ik hoop dat ik ze de komende winter mooi in beeld zal krijgen.
Het is overigens geen volledig overzicht.

Ik ben begonnen met een ruigpootbuizerd, gefotografeerd in 2010.
Ook de slobeend dateert van diezelfde decembermaand in 2010.
Waterspreeuwen trokken veel bekijks in december 2010. Jammer dat ik toen nog geen 400 mm lens had.
In februari 2012 zag ik dit kleumende vogeltje. Is het een kuifleeuwerik?
Ook de wulp heb ik in februari 2012 gefotografeerd.
Deze twee, volgens mij, bonte strandlopers zaten langs een van de kanaaltjes van de AWD (februari 2012)
In 2012 heb ik waterrallen mooier kunnen fotograferen dan in 2013.
Een klapekster is bijzonder waakzaam en schuw. Ik zou hem graag eens van wat dichterbij fotograferen.
De foto is van februari 2013.
Vrouwelijke nonnetjes fotograferen lukt om de een of andere reden makkelijker dan mannelijke. 
De opvallende mannetjes (foto februari 2012) zie je in de AWD veel minder dan de vrouwtjes.
Grote zaagbekken (januari 2013) zijn 's winters heel algemeen in de AWD.
Ik vind het hele mooie vogels die ik  graag nog mooier op de plaat wil krijgen.
Ook de vrouwtjes mogen er zijn (januari 2013)
Ik ben niet ontevreden met deze plaat van een wintertaling (februari 2012), maar het kan wel beter.
De vogels zijn zo schuw dat het niet meevalt om in de buurt te komen.
Brilduikers (januari 2013) horen ook bij de vaste wintergasten.
Ik kijk er weer naar uit.
Krooneenden (maart 2012) horen bij mijn favoriete eenden.
Wilde zwanen horen ook bij de vaste gasten.
Deze foto dateert van januari 2012. Wanneer zullen ze deze winter komen?
Roerdompen laten zich in de winter nog wel eens zien, ook al zijn het standvogels.
Ik hoop op een herhaling van de bijzondere ervaring van januari 2013.
 Tot besluit de pijlstaarteend (januari 2013), die tot mijn bijzondere waarnemingen behoorde.

Natuurlijk hoop ik op veel meer.
Van vele wintergasten, maar ook van standvogels, hoop ik de komende winter mooiere foto's te maken dan tot nu toe.
Ik ben benieuwd.

maandag 18 november 2013

Terugkeer, met roodkeelduiker

Eindelijk, na ongeveer vijf weken, kon ik er weer eens op uit trekken. 
Ook al is mijn enkel nog wel wat gevoelig, rustig lopen is geen probleem meer.
Woensdag 13 november besloot ik naar de Zuidpier van IJmuiden te gaan.

Allereerst zag ik op het strand een grote groep drieteenstrandlopers.
Dit beeld vond ik grappig, omdat het drieteentje (met een prooi in zijn snavel) grotendeels verscholen ging achter een roller. Het wordt gelijk duidelijk hoe klein zo'n vogeltje is.
De meeste drieteentjes liepen in hoog tempo langs de waterlijn, 
maar af en toe was er een die het wat rustiger aan deed.
Een ogenblik voor een wat ongebruikelijke pose.
Tussen de drieteentjes liep een andere steltlopertje.  Het bleek een bonte strandloper te zijn.
De drieteentjes moesten soms in een hogere versnelling om de rollers voor te blijven.
Waden deden ze echter ook regelmatig.
Er waren behoorlijk veel scholeksters, maar meestal vlogen ze al weg als je nog op vrij grote afstand was.
Het zal niemand verbazen dat steenlopers weer in groten getale op en bij de pier te zien waren.
Ook drieteentjes zochten de pier op om tussen het aangespoelde materiaal iets van hun gading te zoeken.
Heel ontspannen stond deze paarse strandloper te kijken of er misschien iets ging gebeuren.
Hij was niet de enige.

Soms word je verrast met een bijzondere waarneming, 
waar je niet altijd een bijzondere foto van kan maken:
Een zeehond stak op drie verschillende momenten zijn kop boven water om de omgeving even rustig te kunnen bekijken. Deze keer kwam hij niet zo dicht bij de pier.

Aanvankelijk dacht ik hier een zeekoet te zien. Op de parkeerplaats vroeg iemand mij of ik misschien een roodkeelduiker had gezien. Ik ontkende dat, maar later bleek dat ik hem zelfs op de foto had.
Het viel niet mee om hem te fotograferen, want hij dook steeds onder en kwam iedere keer verder richting zee te voorschijn. Ik was wel blij met deze voor mij nieuwe soort.
En dan was er nog een oeverpieper, die mij een goede kans gaf hem te fotograferen.

De vogeltrek zal inmiddels wel grotendeels voorbij zijn. 
Je kan het nog wel treffen met een onverwachte ontmoeting, een dwaalgast bijvoorbeeld.