Vlinders of libellen fotograferen. Dat was het doel van de ochtend van 19 juni.
Wandelend naar een in mijn ogen geschikt gebied zag ik onderweg onder de bomen een vos snoepen van een dood damhert.
Hij ging er al vandoor voordat ik mijn camera op hem kon richten.
Aanvankelijk leek het niets te worden maar toen zag ik St. Jansvlinders, en niet weinig ook.
Maar op welke manier leg je ze bij voorkeur vast?
Ik ben dit verslag begonnen met een compositie waarbij ik het vlindertje niet te groot wilde afbeelden.
Het was even zoeken naar een mooie hoofdrolspeler.
Het zonlicht viel op een paar vlinders, waardoor de kleuren mooi zichtbaar waren, en daar profiteerde ik van.
De meeste vlinders zaten nog op beschaduwde plekken.
Het was duidelijk dat veel vlinders niet lang ervoor uit hun beschermende cocon gekropen waren.
Ze zaten zich op te warmen in het vroege zonlicht.
Er waren mogelijkheden genoeg om een in mijn ogen mooie compositie te kiezen, met of zonder cocon.
Als het lukt om een achtergrond te vinden waarbij andere stengels niet opvallen vind ik de platen mooier worden,
waarbij het licht op de achtergrond natuurlijk ook een rol speelt.
Ik was niet de enige belangstellende.
Een juffer kwam eens poolshoogte nemen om een idee te krijgen van wat hier gebeurde.
Zo zie ik het graag, ook al was het in de schaduw.
En wat doe je dan als vlinder als je eenmaal op temperatuur gekomen bent?
Je maakt plannen voor de toekomst.
Je kan natuurlijk als een malle rond gaan vliegen, op zoek naar een aantrekkelijke partner,
maar je kan het ook wat hogerop zoeken om een goed uitzicht over de omgeving te krijgen.
Dit tweetal was hem al voorgegaan.
Ze stoorden zich niet aan de pottenkijker die ik toch was.
Zo te zien deden ze goed hun best om voor een volgende generatie te zorgen.
Heel anders ging het begin juli met de eikenpage.
Ik had mij al een tijdje bezig gehouden met keizersmantels toen een andere vlinderliefhebber mij en enkele anderen, waaronder Ghita, naar een plek bracht waar eikenpages zaten.
Ze zaten net niet te hoog in de boom.
Met mijn 400 mm lens kon ik toch enkele aardige platen maken.
Natuurlijk hoop je altijd dat de vlinder zijn vleugels gaat spreiden, zodat de mooie blauwe kleur zichtbaar wordt.
Het gebeurde wel een keer, maar de vlinder zat deels verscholen achter een blad, waardoor het geen mooi beeld opleverde.
Je moet goed weten waar je deze vlinders kunt verwachten, want anders loop je er aan voorbij zonder er iets van te merken.
Als je een geschikte omgeving hebt gevonden maken keizersmantels het je een stuk eenvoudiger.
Volgens mij is het een goed keizersmantel jaar, want ik was echt verbaasd over het grote aantal dat er rondfladderde.
Als je ze voor het uitkiezen hebt en je maakt gebruik van een 400 mm lens dan krijg je kansen genoeg om ze te fotograferen.
Je hoeft dan niet te dichtbij te komen, waardoor je minder kans hebt om ze te verstoren.
Een frontaaltje, waarbij ik wel wat gecropt heb, levert een wat minder doorsnee beeld op.
Het zijn schitterende vlinders die duidelijk maken dat ze bij de parelmoervlinders horen als ze hun vleugels inklappen.
In de gele bloemenzee kwamen de vlinders volledig aan hun trekken.
Niet alleen voldoende voedsel, ook partners genoeg,
Toen ik deze schoonheid net vereeuwigd had hoorde ik het gekrijs van gaaien, die ik in het vorige bericht op mijn blog heb laten zien.
Dat betekende onvermijdelijk even een onderbreking.
Toen ik nauwelijks weer begonnen was met mij op de keizersmantels te concentreren zag ik een kluwen keizersmantels van de ene naar de andere plant fladderen.
Het bleken drie vlinders te zijn.
Een tweetal had elkaar gevonden en ging volledig op in het hoofddoel van hun leven.
Een derde bemoeide zich ermee.
Wilde hij het tweetal uit elkaar drijven of keek hij alleen maar de kunst af?
Hoe dan ook, hij droop af, het tweetal verder met rust latend.
Zo zie je ze wel vaker, maar meestal niet op de foto.
Ook zo heeft het wel wat vind ik.
Met het licht door de vleugels vallend ontstaat er een sfeervol beeld.
Ik heb hierbij wel flink moeten onderbelichten.
Ze zaten vaak op een strategische plek van de nectar te proeven, maar jammer genoeg zag ik geen andere stelletjes meer.
De bloemen waren ook populair bij andere vlinders, zoals distelvlinders, en bij een hele rits andere insecten.
Ik heb mij tot mijn hoofdonderwerp beperkt.
Zo wordt nogmaals duidelijk dat keizersmantels tot de parelmoervlinders behoren.
Dik tevreden ging ik weer op weg naar de parkeerplaats.
Toen ik naar de uitgang reed bleken ze zelfs vlakbij de slagbomen te zitten,
deze keer vooral op distels.
Ik heb de auto weer geparkeerd en ben hier ook nog een tijdje met de vlinders aan de slag gegaan.
Distels zorgen tenslotte voor variatie in de beelden.
Nog een laatste om dit verslag af te sluiten.
Ik heb nog nooit zoveel keizersmantels gezien als in dit jaar.
Een meevaller was ook dat er nog veel exemplaren waren die nog niet afgevlogen waren.
Dat leverde vanzelfsprekend mooiere beelden op.