Met zijn zessen en een gids annex schipper hebben wij een boottocht op de rivier bij ons hotel gemaakt, waarbij de steiger van het hotel zowel het vertrek- als eindpunt was.
Het werd een flinke uitdaging om te proberen mooie platen te maken bij het licht van de geleidelijk ondergaande zon en vanuit een bootje dat af en toe behoorlijk schommelde doordat de inzittenden zich verplaatsten.
We vertrokken rond drie uur.
De bovenstaande witbuikzeearend werd één van de hoogtepunten.
We vertrokken rond drie uur.
De bovenstaande witbuikzeearend werd één van de hoogtepunten.
Het loont
de moeite om de beelden in de vergroting te bekijken.
Helaas, de
lightbox werkt in Google niet.
Oosterse grote zilverreigers (Ardea alba modesta) zie je regelmatig langs de rivier en ook elders in het land.
Wat een luxe.
Hij was allesbehalve schuw, waardoor je tijd genoeg kreeg om hem goed op de foto te krijgen.
Nogmaals de Oosterse grote zilverreiger omdat hij zo mooi is.
Opvallend vond ik de blauwgroene kleur achter de snavel.
De omgeving was uitermate geschikt voor ijsvogels.
Die zagen we dan ook regelmatig.
Hier de gewone ijsvogel
(Alcedo atthis)
Deze uitmuntende visser gaf ons geen demonstratie van zijn kunsten.
Dat deden deze vissers ook niet.
Zij waren bezig hun netten in de rivier te laten zakken voor de nacht.
Er waren nog meer soorten ijsvogels.
Deze Smyrna ijsvogel (Halcyon smyrnensis) wilde niet op een mooiere plek gaan zitten,
dus ik moest het helaas doen met de witte baan van een boomstam op de achtergrond.
De ooievaarsbek ijsvogel, die we wel een paar keer zagen, bleef jammer genoeg te ver weg.
Een groep kleine bruine vogeltjes was druk bezig in het riet langs de oever.
De mannetjes waren zoals zo vaak het mooist.
In het Engels heet hij white-rumped munia, maar in het Nederlands spitsstaartbronzemannetje (Lonchura striata).
Hoe verzin je zo'n naam???
Na het keerpunt op de rivier kwamen we andere vissers tegen, ook bezig met hun netten.
Hoog in een boom zat een absolute schoonheid, een witbuikzeearend (Haliaeetus leucogaster), een indrukwekkende vogel wat mij betreft.
Later zagen we hem weer aan de andere kant van de rivier.
Eén van de vele fraaie bloemen langs de rivier.
Purperreigers (Ardea purpurea) zochten hun voedsel vlak langs de oever.
Zo dichtbij als hier heb ik ze in Nederland nog nooit gezien.
Hier waren ze met zijn tweeën, verderop zaten er nog meer.
Ze lieten zich heel mooi zien in tegenstelling tot kwakken.
We passeerden een boom waarin er zeker 20 zaten, maar allemaal zó verscholen dat mooie plaatjes maken onmogelijk was.
Niet iedere zilverreiger is groot of klein.
Er blijkt ook een middelste zilverreiger (Ardea intermedia) te zijn, die doet denken aan een koereiger maar er toch van verschilt.
Het zal niemand verbazen dat hij ook wel geelsnavelzilverreiger wordt genoemd.
Kieviten heb je in Sri Lanka en India ook.
Dat deze soort Indische kievit ( Vanellus indicus) heet is dan ook niet verrassend.
Vanuit de boot fotograferend ontstond onbedoeld een wazige laag.
Ik vond het wel wat hebben, een beetje mystiek.
Het kan ook anders, misschien toch wel wat mooier.
De twee vorige soorten hadden een plek gevonden bij een pijler van een brug.
Het leken geen goede maatjes.
En dan iets geheel anders: vleermuizen.
Een hangplek voor vliegende honden (Pteropodidae), die ook wel flying fox of fruit bat genoemd worden.
Ik vind de naamgeving niet erg duidelijk.
Er waren meerdere van dit soort hangplekken naast elkaar.
Het licht werd minder, bovendien had ik tegenlicht.
Dat betekende hoge ISO waarden en voornamelijk waarnemingsplaatjes.
Een enkeling koos het luchtruim om te gaan jagen.
En dan te bedenken dat deze dieren gevangen worden en zelfs gegeten worden.
Het coronavirus schijnt ook bij vleermuizen voor te komen.
Wellicht vormen vleermuizen inderdaad de oorsprong van de pandemie die de wereld momenteel teistert.
Bij onderzoek is gebleken dat vleermuizen antistoffen tegen bijvoorbeeld ebola en rabiës in hun lijf kunnen hebben.
Hoe dan ook, dit zijn indrukwekkende vleermuizen.
De boottocht kwam langzaam maar zeker aan zijn eind.
Maar eerst nog een aantal Indisch gapers (Anastomus oscitans), een bijzonder soort ooievaars.
Afrikaanse gapers kende ik wel maar van deze soort had ik nog nooit gehoord.
Een vijftal zat op veilige afstand van de toeschouwers die hen zaten aan te gapen.
De op één na laatste soort, een Indische slangenhalsvogel (Anhinga melanogaster).
Jammer dat het licht tamelijk slecht was.
Ze zitten vaak samen met Indische of kleine aalscholvers op een tak boven het water.
En dan de uitsmijter, de al eerder genoemde witbuikzeearend.
Hij was naar de andere oever gevlogen en zat daar mooier in het licht.
Hij keek ons nog even aan alsof hij wilde duidelijk maken dat we nu wel konden gaan.
Mooier zou het niet worden.
Met machtige slagen van zijn vleugels vloog hij over de rivier weer verder.
Wij gingen, met zelfs korte tijd een buitje, terug naar het hotel.
We waren wat beduusd van de rijkdom aan soorten, niet voor het eerst.