dinsdag 27 september 2016

Wespenspinnen (Argiope bruennichi)

Om maar gelijk met de deur in huis te vallen: 
deze editie gaat over wespenspinnen.
Ik ben hier begonnen met een volwassen vrouwtje.
Man en vrouw hebben elkaar wel nodig, maar ze hebben een soort LAT relatie.
Het mannetje zoekt het vrouwtje alleen op om te paren en moet dan maken dat hij wegkomt.
Is hij te traag, dan is hij voor haar het snoepje van de week.
Zij maakt een bijzonder web, dat vooral opvalt als de zon erop valt of wanneer het bedekt is met dauwdruppeltjes.
Over de bijzondere zigzag baan heb ik vorig jaar in mijn blog al verteld.
Ze heeft niet alleen een mooi kleurenpatroon, met tegenlicht zijn haar poten ook nog doorschijnend.
Het lijnenpatroon op haar rug is heel kenmerkend.
Je kan het vergelijken met de vingerafdruk van mensen of het lijnenpatroon van zebra's.
Zij is een uitzondering in de natuur.
De vrouwtjes zijn namelijk veel mooier dan de mannetjes.
Wat dat betreft mag een mannetje niet klagen, want hij kan kiezen uit uitsluitend mooie vrouwen.
Het mannetje is eigenlijk maar een miezertje vergeleken met de vrouwtjes.
Geen wonder dat het moeite kost om ze op te sporen.
In de paartijd zijn ze samen, dan herken je ze wel.
Ik heb het al eens eerder verteld: 
Je hoeft niet bang te zijn voor deze spinnen, want ze hebben geen enkele belangstelling voor mensen.
Het mannetje heeft wel iets wat het vrouwtje niet heeft.
Kijk maar eens naar zijn "bokshandschoenen".
Dit zijn verdikkingen op de palpen (= tasters).
Ze spelen een rol bij de paring.
Haar palpen zijn veel kleiner.
Hier houdt hij zijn palpen achter zich verborgen.
Kort voor de paring maakt hij een klein netje waarin hij een druppel sperma legt.
Met zijn palpen neemt hij die druppels op waarbij het sperma er als het ware in gezogen wordt.
Bij de paring steekt hij een palp in de geslachtsopening van het vrouwtje.
Alleen bij een vrouwtje van dezelfde soort lukt dit volgens het sleutel-slot principe.
Zich vergissen is onmogelijk.
Bron: http://www.janvanduinen.nl/argiopebruennichi.php
Zoals bekend heeft zij na de paring trek.
Zij gaat op zoek naar het eerste het beste eetbare dat zij kan vinden.
Als man wil je natuurlijk wel bijdragen aan een gezond nageslacht maar om dan ook nog door vrouwlief te worden verslonden gaat wel ver.
Helaas voor hem is het vaak wel de harde realiteit.
Zíj is echter niet te beroerd om in plaats van hem een vlieg te verschalken, maar misschien peuzelt ze beide wel op.
Als begin september de nachten kouder worden daalt er dauw neer op de webben.
In die tijd zie je ook de eerste cocons in de buurt van haar web verschijnen.
Hier zij is nog geheel bedekt met druppeltjes.
Als ze opgedroogd is gaat ze zich om haar cocon bekommeren.
Ik had geluk dat er bij wijze van uitzondering een cocon tamelijk hoog in de begroeiing te zien was.
Zij was nog steeds in de buurt.
Het is wel duidelijk dat ze haar cocon beschermt zo lang ze kan.
In de herfst zal ze echter hoe dan ook doodgaan, opgegeten door een vogel of hoornaar, of van ouderdom.
Als je zo'n intensief leven hebt moet je goed voor jezelf zorgen, bijvoorbeeld door goed te eten.
In oktober zal ik daar een afrondend verslag van laten zien.
Eind september had ik het per ongeluk al op mijn blog gezet, maar kort daarna heb ik het weer verwijderd.
In de loop van oktober komt het alsnog.

donderdag 22 september 2016

Koudbloedige dieren op een snikhete dag

In september was het een aantal dagen tropisch warm.
Het toeval wilde dat ik juist op zo'n dag voor een workshop slangen had ingeschreven.
Onder die omstandigheden zou het niet meevallen slangen te vinden.
Daarover later meer, eerst even terug naar een ander moment.
Ik was getipt over een plek in West-Nederland waar ik ringslangen zou kunnen zien.
In augustus ben ik daar eens gaan kijken.
Ringslangen waren er inderdaad, maar ze lagen zich vooral op te warmen op voor mij onaantrekkelijke plekken, 
deels achter en onder begroeiing.
Eén exemplaar nam de moeite om zich op een behoorlijk goed zichtbare manier te verplaatsen.
Een klein ringslangetje kwam onverwacht tussen de stenen tevoorschijn.
Of het door mij kwam of niet weet ik niet, maar hij schoot vrijwel direct weer terug.
De foto is niet groots, maar het moment was bijzonder genoeg.
Op de achtergrond is een volwassen slang te zien.
Als slangen groeien moeten ze vroeg of laat vervellen.
Ik vond een flink stuk van de achtergelaten huid van een ringslang op de stenen.

Half september werd in Drenthe een workshop georganiseerd onder leiding van Edo van Uchelen.
Als het meezat zouden we een adder, ringslang, gladde slang, hazelworm en een levendbarende hagedis kunnen zien en fotograferen.
Edo wist 's morgens twee hazelwormen (Anguis fragilis) te vinden.
De lichtomstandigheden waren helaas ongunstig.
In de zon was het licht veel te hard, dus we kozen voor een schaduwrijke plek.
In de schaduw bleek het licht ook niet optimaal, want ik moest ISO 800 gebruiken om nog redelijke foto's te kunnen maken.
Het nadeel van een workshop is dat je wel eens op je beurt moet wachten om foto's te kunnen maken zoals je wilt.
Je maakt er dan het beste van.
Ik was blij dat ik hazelwormen gezien had maar echt tevreden over de foto's ben ik niet.
Hazelwormen zijn pootloze hagedissen, die zo'n 45 cm lang kunnen worden.
Waardoor verschillen hazelwormen eigenlijk van slangen?
Een eerste belangrijk verschil met slangen is dat hazelwormen hun staart kunnen afwerpen als ze door een aanvaller gegrepen worden, slangen kunnen dat niet.
Daarnaast kunnen hazelwormen hun ogen sluiten, in tegenstelling tot slangen.
Tenslotte moeten hazelwormen hun bek openen om hun tong naar buiten te kunnen steken, terwijl  slangen dat kunnen  met gesloten bek.
In de gebieden waar we zouden gaan zoeken was het te warm om enige kans te hebben om slangen te vinden. 
Na een korte opwarmtijd waren ze die dag natuurlijk allang verdwenen naar een voor hun aantrekkelijke plek.
Edo had echter na de lunchpauze een alternatief achter de hand.
Hij had al gauw twee jonge ringslangen (Natrix natrix) gevonden.
Ringslangen kunnen wel een meter lang worden, maar deze was nog lang niet zo ver.
Ze staan trouwens wel op de rode lijst (kwetsbare dieren).
Ringslangen kan je onder andere van adders onderscheiden door hun ronde pupil.
Adders hebben een spleetvormige pupil.
Daarnaast is de ring om de nek natuurlijk een duidelijk kenmerk. 
Een ander groot verschil kent vrijwel iedereen: adders zijn giftig en ringslangen niet.
Ringslangen leggen zo'n 20 eieren in broedhopen.
Adders daarentegen zijn levendbarend.

Terwijl Edo ging zoeken naar een adder moesten wij ons een tijdje zelf vermaken.
Het bleek dat er boomkikkers in de braamstruiken en andere vegetatie voorkwamen.
Daar konden we ons wel een poosje mee vermaken.
Voor mij was het de eerste keer dat ik ze in Drenthe zag.
Natuurlijk zaten ze ook in de alom aanwezige bramenstruiken, 
maar het is voor de variatie wel goed om ze ook eens op andere planten te zien.
Edo liet ons een prachtige adder (Vipera berus) zien.
Door de donkere kleur weet je dat het een mannetje is, vrouwtjes zijn namelijk enigszins (rood)bruin.
De adder bewoog wel regelmatig maar deed nauwelijks pogingen om er vandoor te gaan.
Ook adders staan op de rode lijst (kwetsbare dieren).
Vrouwtjes adders worden langer en zwaarder dan de mannetjes.
Mannetjes kunnen 50-70 gram wegen, vrouwtjes 80-100 gram. Drachtige vrouwtjes kunnen zelfs 300 gram wegen.
Adders worden 50-70 cm lang.
De jongen, die in augustus/september geboren worden, zijn dan zo'n 14-18 cm.
Omdat de jongen pas tamelijk laat in  de zomer geboren worden, is het vrouwtje voor de winterslaap nog niet volledig op krachten gekomen.
Het erop volgende jaar moet ze eerst opvetten om weer klaar te zijn voor een volgende zwangerschap.
Ze slaat dus een jaartje over.
Het was wat zoeken naar een gunstige positie, want - zoals al gezegd - je moet rekening houden met je medecursisten.
Bij de laatste twee beelden is de achtergrond al een stuk mooier dan bij de eraan voorafgaande.
Door de kleurnuances in de achtergrond vind ik het laatste beeld het mooiste van de dag.

Het was voor mij een leerzame dag, die voor herhaling vatbaar is.
Slangen blijven mij fascineren.



vrijdag 16 september 2016

Vlinders 2016

In dit overzicht van 2016 laat ik een aantal vlinders zien,
waarvan enkele soorten al eens eerder in een beeldverslag op mijn blog aan bod zijn gekomen, zoals de keizersmantel.
Ook al zijn sommige soorten al eens ter sprake gekomen, de beelden heb ik nog niet eerder laten zien.
Boomblauwtjes doken dit jaar weer in onze tuin op, hoewel er in het algemeen veel minder vlinders te zien waren dan in voorafgaande jaren.
Dit is volgens mij een nachtvlindertje, maar ik weet niet hoe hij heet.
Ik kwam hem op een keer tegen tijdens een wandeling in de Boseilanden in de Haarlemmermeer.
Beter dan zo kon ik hem niet benaderen.
Kleine vuurvlinders heb ik vooral in de Amsterdamse Waterleidingduinen gezien, waar ze naar mijn idee vrij talrijk zijn.
Ook het bont zandoogje heb ik daar regelmatig gezien.
Argusvlinders zijn volgens zeggen in Nederland enorm in aantal teruggelopen.
In augustus heb ik ze in de AWD behoorlijk veel gezien.
Atalanta's behoren tot de bekendste vlinders in Nederland.
In de nazomer zie je ze in West-Nederland steeds meer in tuinen, plantsoenen en duinen.
Distelvlinders heb ik dit jaar in juni voornamelijk bij het bezoekerscentrum van het Dwingelderveld gezien en in augustus in de AWD.
De distelvlinders die ik hier laat zien fladderden in de AWD rond.
Ondanks de warme zonnige dag kreeg ik voldoende kansen om ze te fotograferen.
Ook al staat het vliegende wespje of vliegje er niet helemaal scherp op, ik vond het toch een aardige toevoeging aan het plaatje van het hooibeestje.
Ook zonder gezelschap vond ik het hooibeestje in het vroege ochtendlicht mooi afsteken tegen de achtergrond.
Zo kijk je eens anders aan tegen een hooibeestje, dat ook mij goed in de gaten hield.
Geen twijfel mogelijk, een dagpauwoog.
Deze kleurige vlinder behoort tot mijn favoriete vlinders.
Wat ziet zo'n prachtige dagpauwoog er anders uit met tegenlicht.
Toch heeft dit soort beelden wel wat.
Dit is voor regelmatige bezoekers van de AWD een heel vertrouwd beeld. 
De kleine parelmoervlinders zitten graag op warm zand.
Hun kleuren komen op een groene achtergrond nog mooier tot hun recht.
Een bijzondere verschijning is dit motje.
Je ziet ze heel vaak rondfladderen, maar fotograferen valt niet mee.
Ik heb nog geen enkele keer gezien dat ze met hun vleugels gespreid ergens gingen zitten.
De zeldzame keizersmantel heb ik verrassend regelmatig gezien in augustus.
Deze keer zelfs een gaaf exemplaar.
Dit mannetje had al wat meer vlieguren achter de rug.
De vleugels zijn niet puntgaaf meer.
Ook een vrouwtje op leeftijd was in dezelfde omgeving actief.
Als laatste keizersmantel nog een aan slijtage onderhevig mannetje.
Eind augustus, begin september werden de nachten wat koeler.
Een gevolg was dat onder andere vlinders bedekt werden met dauwdruppeltjes.
Ik heb ook wel beelden waarop de dauw beter te zien is, maar ik vind deze compositie ook mooi.
Dit nog enigszins bedauwde vuurvlindertje had duidelijk zijn beste tijd al ruim achter de rug.
Dit nachtvlindertje was een echte gluurder.
Hij zat op het raam van onze woonkamer naar binnen te kijken.
Ik heb dit plaatje gemaakt door het vlindertje door het dubbele glas te fotograferen.
Van buiten naar binnen krijg je een heel ander beeld.
Mijn fantasie sloeg een beetje op hol.
Het deed mij denken aan een soort ruimteschip in het donkere heelal, omgeven door een aantal sterren op grote afstand.
Een mooie afsluiting van het vlinderjaar 2016.