De heiligen in deze post worden vertegenwoordigd door de St. Jansvlinders (Zygaena filipendulae).
Ze hebben deze naam gekregen omdat hun vliegtijd begint rond 24 juni, de naamdag van St. Jan.
Al mijn beelden zijn echter niet in juni maar in juli gemaakt.
Ze waren in groten getale aanwezig, alleen of in setjes.
Lege cocons waaruit ze niet lang daarvoor waren tevoorschijn gekomen waren eenvoudig te vinden.
Het loont de moeite om de beelden in de vergroting te bekijken.
Als de lightbox in Google niet werkt, helpt het om Firefox te downloaden en dan mijn blog te bekijken.
De lightbox werkt daar wel.
Deze combinatie was geen uitzondering.
Het was overigens net een stilleven.
Met hun vleugels zorgden ze voor een beetje privacy.
Met hun vleugels zorgden ze voor een beetje privacy.
Deze vlinder was dan wel net uit de cocon gekomen, helemaal klaar voor een vlucht was hij nog niet.
Er zat duidelijk wel leven in, maar goed ontwikkelde vleugels waren nog niet zichtbaar.
De pootjes en antennes bewogen voortdurend.
De pootjes en antennes bewogen voortdurend.
Een beetje acrobatiek was hem (of haar) niet vreemd.
Dat mannetjes vrouwtjes opzoeken is geen nieuws.
Ze komen af op feromonen die blijkbaar al snel door de vrouwtjes worden afgestaan.
Wellicht het belangrijkste moment in het leven van de vlinders.
Mannetjes geven vrouwtjes soms nauwelijks de kans om zich echt voor te bereiden:
de paring begint bij sommige vlinders al terwijl de vleugels nog niet helemaal zijn uitgehard.
Zie ook het blog van Annemarie.
Het zijn overigens dagactieve nachtvlinders.
Hoeveel haast kan je hebben?
Het lijkt erop dat het vrouwtje direct met paren is begonnen nadat ze uit de cocon tevoorschijn was gekomen.
Ze heeft zo te zien wel tijd gehad om haar vleugels geheel te laten uitharden.
Eten en zich voorbereiden op het leggen van eitjes is ook een belangrijke fase in het bestaan van de vlinders.
Soms hebben ze het rijk alleen, maar af en toe is de concurrentie groot (en niet alleen van soortgenoten).
De gele bloemetjes van het Jacobskruiskruid zijn populair als nectarbron.
Een heel ander soort vlinder hoort bij de pages:
Het zoeken naar eikenpages (Neozephyrus quercus) leverde al snel resultaat op.
Ze fladderden gelukkig niet alleen hoog in de bomen, maar een klein aantal zag ik op voor mij aantrekkelijker plaatsen.
Veel kansen kreeg ik niet, want ze kropen meestal weg op schaduwrijke plaatsen tussen de bladeren, maar het was wel genoeg.
De derde soort zijn de keizersmantels (Argynnis paphia).
De eikenpages waren niet ver van het veldje te vinden waar ik de keizersmantels zag.
Terwijl de pages zich op de achtergrond hielden trokken de keizersmantels veel meer de aandacht.
Allereerst een zonnebadend vrouwtje.
Nogmaals, maar wel tegelijkertijd snoepend van de nectar.
Hoe komen vlinders aan hun naam?
De Latijnse namen maken vaak al veel duidelijk.
Maar wat te denken van de Franse naam van de keizersmantel?
Le Tabac d' Espagne!
Als je die vlinders al vaker hebt gezien en ze ruimschoots aanwezig zijn - en dat kan tegenwoordig weer in het duingebied - dan probeer je toch plaatjes te maken die niet al te gebruikelijk zijn.
Spelen met licht en tegenlicht bijvoorbeeld.
Logischerwijs experimenteer je dan ook met een blik van opzij, waarbij de pootjes en antennes goed zichtbaar zijn.
Er waren natuurlijk niet uitsluitend vrouwtjes te zien.
Het strepenpatroon aan de bovenzijde van de vleugels is hierbij de leidraad om ze te kunnen herkennen, naast de kleur natuurlijk.
Zoals het een echte vlinder betaamt zijn ze erg beweeglijk, waarbij ze van bloem naar bloem fladderen.
Toch waren ze niet té rusteloos, want ze boden genoeg kansen om ze te fotograferen.
Poseren, nectar tanken en de omgeving in de gaten houden.
Het lijkt veel tegelijk, maar vooral vrouwtjes schijnen dat te kunnen.
Ook al was het een echt zonnige julimorgen, spelen met licht kon soms verrassende beelden opleveren.
Onderbelichten was wel vaak nodig.
Veel variatie in bloemen was er niet.
De gele bloemetjes van het Jacobskruiskruid overheersten in juli.
De rest kon de hoge julitemperaturen niet of nauwelijks aan óf ze werden door de damherten opgegeten.
Er waren nog veel meer vlinders te zien in de maand juli.
In een latere post zal ik daar zeker nog op terugkomen.
Zie ook het blog van Annemarie.
Het zijn overigens dagactieve nachtvlinders.
Hoeveel haast kan je hebben?
Het lijkt erop dat het vrouwtje direct met paren is begonnen nadat ze uit de cocon tevoorschijn was gekomen.
Ze heeft zo te zien wel tijd gehad om haar vleugels geheel te laten uitharden.
Eten en zich voorbereiden op het leggen van eitjes is ook een belangrijke fase in het bestaan van de vlinders.
Soms hebben ze het rijk alleen, maar af en toe is de concurrentie groot (en niet alleen van soortgenoten).
De gele bloemetjes van het Jacobskruiskruid zijn populair als nectarbron.
Een heel ander soort vlinder hoort bij de pages:
Het zoeken naar eikenpages (Neozephyrus quercus) leverde al snel resultaat op.
Ze fladderden gelukkig niet alleen hoog in de bomen, maar een klein aantal zag ik op voor mij aantrekkelijker plaatsen.
Veel kansen kreeg ik niet, want ze kropen meestal weg op schaduwrijke plaatsen tussen de bladeren, maar het was wel genoeg.
De derde soort zijn de keizersmantels (Argynnis paphia).
De eikenpages waren niet ver van het veldje te vinden waar ik de keizersmantels zag.
Terwijl de pages zich op de achtergrond hielden trokken de keizersmantels veel meer de aandacht.
Allereerst een zonnebadend vrouwtje.
Nogmaals, maar wel tegelijkertijd snoepend van de nectar.
Hoe komen vlinders aan hun naam?
De Latijnse namen maken vaak al veel duidelijk.
Maar wat te denken van de Franse naam van de keizersmantel?
Le Tabac d' Espagne!
Als je die vlinders al vaker hebt gezien en ze ruimschoots aanwezig zijn - en dat kan tegenwoordig weer in het duingebied - dan probeer je toch plaatjes te maken die niet al te gebruikelijk zijn.
Spelen met licht en tegenlicht bijvoorbeeld.
Logischerwijs experimenteer je dan ook met een blik van opzij, waarbij de pootjes en antennes goed zichtbaar zijn.
Er waren natuurlijk niet uitsluitend vrouwtjes te zien.
Het strepenpatroon aan de bovenzijde van de vleugels is hierbij de leidraad om ze te kunnen herkennen, naast de kleur natuurlijk.
Zoals het een echte vlinder betaamt zijn ze erg beweeglijk, waarbij ze van bloem naar bloem fladderen.
Toch waren ze niet té rusteloos, want ze boden genoeg kansen om ze te fotograferen.
Poseren, nectar tanken en de omgeving in de gaten houden.
Het lijkt veel tegelijk, maar vooral vrouwtjes schijnen dat te kunnen.
Ook al was het een echt zonnige julimorgen, spelen met licht kon soms verrassende beelden opleveren.
Onderbelichten was wel vaak nodig.
Veel variatie in bloemen was er niet.
De gele bloemetjes van het Jacobskruiskruid overheersten in juli.
De rest kon de hoge julitemperaturen niet of nauwelijks aan óf ze werden door de damherten opgegeten.
Er waren nog veel meer vlinders te zien in de maand juli.
In een latere post zal ik daar zeker nog op terugkomen.